Ouders over relationele en seksuele vorming
Wat vinden ouders van relationele en seksuele vorming en wat doen ze zelf aan seksuele opvoeding? Dit artikel geeft hier zicht op, op basis van de Monitor Seksuele Gezondheid 2023. De meeste ouders vinden dat seksuele vorming op school verplicht moet zijn en bespreken thuis verschillende aan seksualiteit gerelateerde onderwerpen met hun kind. Wel worden bepaalde onderwerpen minder vaak aangesneden, zoals homoseksualiteit, seksueel gedrag en anticonceptie. Ouders lijken daarbij te wachten totdat ze iets relevant achten voor hun kind. Seksualiteit op tijd bespreekbaar maken is echter belangrijk. De orthopedagoog kan ouders hierbij ondersteunen, door bijvoorbeeld uit te leggen waarom dit belangrijk is, vragen van ouders te beantwoorden of zorgen weg te nemen.
De meeste ouders willen het beste voor hun kind (Van der Pas, 2010). Ze willen dat hun kind gezond, veilig en gelukkig opgroeit. Relationele en seksuele vorming draagt hieraan bij (Goldfarb & Lieberman, 2021). Dat gaat veel verder dan vertellen waar baby’s vandaan komen. Brede relationele en seksuele vorming gaat bijvoorbeeld ook over vriendschap, een positief zelfbeeld, respectvolle omgangsvormen, acceptatie van diversiteit en weerbaarheid. Scholen hebben een belangrijke rol in het geven van relationele en seksuele vorming, maar ouders hebben hier ook een unieke positie in. Als ouders open met hun kinderen praten over aan seksualiteit gerelateerde thema’s, merken de kinderen dat ze met hun vragen of problemen bij de ouders terecht kunnen (Lauwers et al., 2024). Ouders kennen hun eigen kinderen het beste en kunnen dus direct op de vragen, behoeftes en interesses van hun kinderen inspelen. Ze dragen daarbij niet alleen kennis over, maar ook hoe ze over dingen denken en wat ze belangrijk vinden in relaties en seksualiteit. Daarnaast vinden scholen het prettig als ze zich in het geven van relationele en seksuele vorming door ouders gesteund voelen. Ouders erkennen dat relationele en seksuele vorming belangrijk is en dat zij hierin zelf een belangrijke rol hebben (Robinson et al., 2017). Dit kwam ook naar voren in de Monitor Seksuele Gezondheid in 2012 (De Graaf, 2013). Sinds 2012 hebben er maatschappelijke ontwikkelingen plaatsgevonden rond het thema seksualiteit, die mogelijk invloed hebben gehad op wat ouders vinden van seksuele vorming en op wat ze zelf doen op dit gebied. Zo heeft seksueel grensoverschrijdend gedrag volop in de aandacht gestaan, door de #MeToo-discussie in 2014 en het schandaal rond het programma The Voice of Holland in 2022. Ook genderdiversiteit wordt steeds zichtbaarder en daardoor steeds vaker onderwerp van het maatschappelijke debat (Das et al., 2023). Daarnaast is er sinds 2023 ook enkele malen discussie ontstaan over de rol van scholen in het geven van relationele en seksuele vorming. In 2023 zorgde desinformatie over de ‘Week van de Lentekriebels’ voor commotie rond deze themaweek over relationele en seksuele vorming voor het basisonderwijs (Pointer, 2023). In de berichtgeving sprak toen in elk geval een deel van de ouders zich negatief uit over seksuele vorming op de basisschool. De berichtgeving in de media of de meningen van ouders op sociale media geeft echter geen representatief beeld van de mening van alle ouders. Soms is het maar een kleine groep met een heel luide stem, of een steeds luidere stem.
Het is daarom de vraag wat álle ouders vinden van seksuele vorming op school en over welke onderwerpen zij anno 2023 zelf met hun kinderen praten. Is dit sinds 2012 veranderd? En zijn het vooral bepaalde groepen ouders (bijvoorbeeld gelovige ouders of ouders met een migratieachtergrond) die bezwaar hebben tegen seksuele vorming? Om hier goed zicht op te krijgen is grootschalig, representatief onderzoek nodig. Daarom zijn er in de Monitor Seksuele Gezondheid van 2023 opnieuw vragen opgenomen over seksuele vorming. Deze vragen werden beantwoord door 1452 ouders met kinderen van 4 tot 17 jaar. In 2012 bevatte het onderzoek ook vragen over seksuele opvoeding.1
Hoe denken ouders over seksuele voorlichting?
Negen op de tien ouders van kinderen van 4 tot 17 jaar vinden dat seksuele voorlichting op scholen verplicht moet zijn (zie tabel 1). Twee procent van de ouders is het oneens met deze stelling. Hierin bestaan verschillen naar herkomst en geloof. Zo vindt 90 procent van de ouders met een herkomst in Europa, Noord-Amerika of Oceanië dat seksuele voorlichting verplicht moet zijn, tegenover 76 procent van de ouders met een herkomst in Afrika, Azië, Midden- of Zuid-Amerika. Geloof hangt nog iets sterker samen met opvattingen over seksuele vorming op school dan herkomst. Van de ouders die niet geloven of die het geloof niet of een beetje belangrijk vinden, is 1 procent het oneens met de stelling dat seksuele vorming verplicht moet zijn. Onder ouders die het geloof heel belangrijk vinden, is dat 10 procent.
n |
Eens |
Niet eens, niet oneens |
Oneens |
|
Toegewezen geslacht | ||||
Man | 720 | 88 | 10 | 2 |
Vrouw | 732 | 89 | 9 | 2 |
Leeftijd jongste kind | ||||
4-7 jaar | 449 | 87 | 11 | 2 |
8-11 jaar | 448 | 89 | 9 | 2 |
12-16 jaar | 555 | 89 | 9 | 2 |
Hoogst afgeronde opleiding | ||||
Basisschool/pro/vmbo | 114 | 85* | 10* | 5* |
Havo/vwo/mbo | 466 | 87* | 11* | 2* |
Hbo/wo | 869 | 90* | 8* | 2* |
Herkomst | ||||
Europa, Noord-Amerika, Oceanië | 1320 | 90▴ | 8▾ | 2 |
Afrika, Azië, Midden- of Zuid-Amerika | 132 | 76▾ | 20▴ | 3 |
Geloof | ||||
Onbelangrijk of niet-gelovig | 1014 | 92▴ | 7▾ | 1 |
Beetje belangrijk | 191 | 87▾ | 12▴ | 1 |
Heel belangrijk | 189 | 72▾ | 18▴ | 10▴ |
Totaal | 1452 | 88 | 10 | 2 |
▴/▾= lager/hoger da nin de totale groep, p< 0.1, Cramer's V > .10; *Vewachte celfequenties te klein om verschillen te kunenn toetsen.
Tabel 1. Vinden ouders dat seksuele voorlichting op scholen verplicht moet zijn? (%)
Liever een grafische tabel? Bekijk de visual.
Wat bespreken ouders?
Als je anno 2023 verschillende aan seksualiteit gerelateerde onderwerpen aan ouders voorlegt, zeggen bijna alle ouders wel dat ze een of meerdere onderwerpen met hun jongste kind hebben besproken (zie tabel 2). Zo hebben negen op de tien ouders met hun 4- tot 8-jarige kind gesproken over lichamelijke verschillen tussen jongens en meisjes, hoe de geslachtsdelen heten en dat anderen niet aan je mogen komen als je dat niet wilt. Van de ouders van 8- tot 12-jarigen sprak een even grote groep over ongewenste aanrakingen en driekwart over lichamelijke veranderingen in de puberteit en homoseksualiteit. Met de oudste kinderen (12 tot 17 jaar) bespreken negen op de tien ouders verliefdheid en relaties, en acht op de tien ouders bespreken dat je niks moet doen wat je niet wilt, homoseksualiteit en sexting. Of ouders een bepaald onderwerp in het kader van relationele en seksuele vorming met hun kind bespreken, verschilt in elke leeftijdsgroep wel per onderwerp. Het lijkt erop dat ouders vooral onderwerpen bespreken waarvan ze inschatten dat dit op de leeftijd van hun kind relevant is. Sommige onderwerpen komen wellicht hierdoor minder aan bod. Bij 4- tot 8-jarigen geldt dat voor hoe een baby in de buik komt en voor verliefdheid op iemand van het eigen geslacht. Met 8- tot 12-jarigen zijn seksueel gedrag en anticonceptie de minst besproken onderwerpen. Met 12- tot 17-jarigen is weinig gepraat over anticonceptie, condooms en de leuke kanten van seks.
2012 |
2013 |
|
Jongste kind 4-8 jaar | (n=510) | (n=449) |
Lichamelijke verschillen tussen jongens en meisjes | 73 | 89 |
Hoe het geslachtsdeel van een jongen heet | 80 | 94 |
Hoe het geslachtsdeel van een meisje heet | 72 | 87 |
Hoe een baby in de buik komt | 33 | 52 |
Hoe een baby uit de buik komt | 44 | 67 |
Verliefdheid | 57 | 80 |
Verliefdheid op iemand van het eigen geslacht | 38 | 65 |
Dat anderen je niet mogen aanraken als je dat niet wilt | 77 | 92 |
Jongste kind 8 tot 12 jaar | (n=480) | (n=448) |
Lichamelijke veranderingen in de puberteit | 57 | 73 |
Menstruatie of zaadlozing | 39 | 50 |
Anticonceptie (bijv. de pil) | 32 | 30 |
Seksueel gedrag (bijv. masturbatie of vaginale seks) | 27 | 23 |
De leuke kanten van seks | 35 | 38 |
Homoseksualiteit | 64 | 76 |
Dat anderen je niet mogen aanraken als je dat niet wilt | 79 | 92 |
Seks op televisie en internet | 44 | 58 |
Jongste kind 12 tot 17 jaar | (n=602) | (n=555) |
Verliefdheid en relaties | 89 | 88 |
Anticonceptie (bijv. de pil) | 75 | 57 |
Condooms | 78 | 60 |
De leuke kanten van seks | 68 | 56 |
Dat je niks moet doen met seks wat je niet wilt | 81 | 81 |
Dat je moet checken of de ander ook seks wil | - | 69 |
Homoseksualiteit | 81 | 82 |
Het versturen van naaktfoto’s of seksfilmpjes | - | 84 |
- = In 2012 waren deze onderwerpen anders geformuleerd, waardoor ze niet goed te vergelijken zijn. |
Tabel 2. Waar ouders met hun kind over praten in 2012 en 2023 (%)
Liever een grafische tabel? Bekijk de visual.
Wat is er veranderd in het praten over seksualiteit?
In 2012 is niet enkel gevraagd of ouders zelf bepaalde onderwerpen hadden besproken, maar ook of ze het belangrijk vonden dat hun kind hier informatie over kreeg. Destijds bleek ook al dat in elke leeftijdsgroep bepaalde thema’s belangrijker werden gevonden dan andere. Zo werden voor 12- tot 17-jarigen eigenlijk alle onderwerpen (van condooms tot homoseksualiteit) wel belangrijk gevonden. Bij kinderen jonger dan 12 werden thema’s als voortplanting of verliefdheid op iemand van hetzelfde geslacht bijvoorbeeld minder belangrijk gevonden, terwijl grenzen (dat anderen je niet aan mogen raken als je dat niet wilt) bij kinderen van deze leeftijd juist bovenaan de prioriteitenlijst stond.
Eenzelfde patroon valt op als we kijken naar het bespreken van verschillende thema’s (zie tabel 2). Als we de resultaten van 2023 vergelijken met 2012, valt op dat de onderwerpen die wel of niet besproken worden ongeveer hetzelfde zijn. Wel valt bij kinderen van 4 tot 12 jaar op dat over verschillende onderwerpen door meer ouders is gesproken in 2023 dan in 2012. Bij 12- tot 17-jarigen lijkt seksualiteit juist wat minder vaak onderwerp van gesprek. Vooral voor anticonceptie en condooms is dit verschil opvallend groot. Dit heeft wellicht te maken met het feit dat jongeren steeds later aan seks beginnen (zie kader). Anno 2023 is het overgrote deel van de 12- tot en met 16-jarigen nog niet seksueel actief, waardoor hun ouders wellicht vinden dat het nog niet nodig is om over anticonceptie of condooms beginnen.
Welke ouders bespreken het meest? En welke het minst?
Moeders bespreken iets meer verschillende onderwerpen met hun jongste kind dan vaders (zie tabel 3). Ook ouders met een hbo- of wo-diploma bespreken relatief veel verschillende aan seksualiteit gerelateerde onderwerpen met hun kind. Daarnaast spelen herkomst en geloof een rol in het aantal onderwerpen dat thuis is besproken. Ouders met een herkomst in Afrika, Azië, Middenof Zuid-Amerika en ouders die het geloof erg belangrijk vinden praten minder over seksualiteit met hun kind dan ouders met een herkomst in Europa, Noord-Amerika, Oceanië en ouders die niet gelovig zijn of die weinig belang hechten aan het geloof.
Tabel 3. Aantal besproken onderwerpen naar
achtergrondkenmerken (gemiddelde somscore)
Wat kun je als orthopedagoog doen?
Als orthopedagoog kun je ouders ondersteunen in het bespreekbaar maken van seksualiteit. Allereerst door te vragen of er weleens aan seksualiteit gerelateerde onderwerpen ter sprake komen. Hierdoor help je ouders eraan herinneren dat onderdelen van seksuele en relationele vorming al op jonge leeftijd besproken kunnen worden. Daarnaast kun je nagaan welke redenen ouders hebben om niet met hun kind(eren) over seksualiteit te praten en deze eventueel weerleggen.
Zo kun je ouders die dit een lastig onderwerp vinden, uitleggen dat het veel makkelijker is om hierover met pubers in gesprek te blijven als je al op jonge leeftijd bent begonnen. Je kunt dan beginnen over onderwerpen die je minder lastig vindt en de gesprekken hierover geleidelijk uitbreiden. Je kunt ouders ook vertellen dat hun kind eerder aan de bel zal trekken als dat nodig is als ze weten dat dit onderwerp thuis bespreekbaar is. Ook kun je ouders de tip geven dat kinderen vooral aan het eind van de kindertijd, tussen de 10 en 12 jaar, vaak zelf nieuwsgierig zijn naar seksualiteit (Roos & De Graaf, 2014). Ouders kunnen hiervan profiteren en er op deze manier voor zorgen dat hun kind alle noodzakelijke informatie, waarden en normen op tijd meekrijgt.
Wanneer ouders denken dat hun kind nog te jong is om over bepaalde onderwerpen te beginnen, kun je uitleggen dat het belangrijk is om bepaalde ontwikkelingen vóór te zijn. Hiermee kunnen ouders voorkomen dat een kind wordt overvallen door gevoelens van verliefdheid op iemand van het eigen geslacht, mocht dit gebeuren. Of door de eerste menstruatie of zaadlozing, mocht die eerder komen dan gemiddeld. Of door beelden van volwassen seksualiteit online als ze deze vanzelf tegenkomen of hier uit nieuwsgierigheid naar op zoek gaan. Je kunt ouders ook vertellen dat ze niet bang hoeven te zijn om hun kind informatie te geven waar ze niet aan toe zijn, want kinderen slaan deze informatie dan niet op.
Ten slotte kun je met ouders bespreken dat zij als primaire opvoeders weliswaar hun kind het beste kennen, maar dat ouders ook lang niet altijd precies weten wat hun kinderen al doen of meemaken op seksueel gebied (Elsinga, 2013). Het kan dus zijn dat ze de noodzaak onderschatten om over anticonceptie of condooms te beginnen. De orthopedagoog kan daarop aanvullen dat de kans dat ouders wel goed op de hoogte zijn alleen maar groter wordt als je relaties en seksualiteit van jongs af aan bespreekbaar maakt. Kinderen delen dan makkelijker wat hen bezighoudt, waardoor ouders hen optimaal kunnen begeleiden in hun seksuele ontwikkeling. En door ouders hierin te ondersteunen, dragen orthopedagogen hier ook aan bij.
Conclusie
Van oudsher staat Nederland bekend om zijn open, positieve houding tegenover seksualiteit (Parker et al., 2009). Dat lijkt ook in 2023 nog steeds het geval te zijn, want in elke leeftijdsgroep zijn er wel onderwerpen die met seksualiteit te maken hebben waarvan de meeste ouders zeggen dat ze dit met hun kind hebben besproken. Gemiddeld hebben ouders bijna zes van de acht onderwerpen met hun jongste kind besproken. Bovendien lijken in 2023 meer ouders van jonge kinderen (van 4 tot 8 jaar) het thema thuis te hebben aangesneden, dan in 2012. Ook vindt een overgrote meerderheid van de ouders dat seksuele voorlichting op scholen verplicht moet zijn en een heel kleine groep (2 procent) dat dit niet zo is. Bepaalde subgroepen ouders, vooral ouders met een migratieachtergrond of gelovige ouders, denken iets minder positief over relationele en seksuele vorming op school. Deze ouders bespreken zelf ook minder onderwerpen die met seksualiteit te maken hebben met hun kinderen. Seksuele vorming gaat over ontzettend veel verschillende onderwerpen en bepaalde onderwerpen bespreken ouders eerder met hun kind dan andere. Homoseksualiteit (in de jongste groep), seksueel gedrag (of hoe baby’s worden gemaakt) en seksueel plezier zijn thema’s die minder aan bod komen. Grenzen (‘dat anderen niet aan je mogen komen als je dat niet wilt’) bespreken de meeste ouders al op jonge leeftijd met hun kinderen. Anticonceptie en condooms worden het meest besproken met jongeren tussen 12 en 17 jaar, maar wel minder vaak dan in 2012, wellicht doordat jongeren steeds later beginnen aan penis-in-vagina seks. Het lijkt er dus op dat ouders vaak pas over een onderwerp beginnen als ze vermoeden dat dit voor hun kind (bijna) relevant wordt. Toch is het belangrijk om hier op tijd over te beginnen, om belangrijke veranderingen voor te zijn en een klimaat te scheppen waarin seksualiteit – en alles wat daarbij komt kijken – bespreekbaar is áls het relevant wordt.
Hanneke de Graaf is programmamanager monitoring en kennisontwikkeling bij Rutgers, het landelijk expertisecentrum seksualiteit. Binnen dit programma is zij tevens de hoofdonderzoeker op de landelijke onderzoeken Seks onder je 25e en de Monitor Seksuele Gezondheid. Zij voerde ook verschillende literatuurstudies naar de seksuele levensloop uit, zoals het in 2014 verschenen ‘Van alle leeftijden’. In 2010 promoveerde zij aan de Universiteit Utrecht met een proefschrift over de rol van ouders bij de seksuele ontwikkeling van jongeren.
1. In 2012 werd de steekproef geworven via een online panel. Dit kan een kleine invloed hebben gehad op eventuele verschillen, maar beide studies (2012 en 2023) geven een representatief beeld van wat ouders vinden en doen.